FRED BROUWERS - BEETHOVEN IN DE BUNKER (BOEK)

2020 wordt het jaar waarin allerhande Beethovenherdenkingen ons om de oren zullen vliegen en dat is een goeie zaak. Vind ik. Fred Brouwers, erudiet als vanouds en melomaan sinds mensenheugenis, bijt, wat mij betreft, heel fraai de spits af met een boek, waarin Beethoven eigenlijk niet meer is dan de opstap naar de echte inhoud, die uit de ondertitel van het boek blijkt: “Musici onder het Nazisme: vereerd, verbannen, vergast”. Dat Beethoven toch in de titel binnensloop, komt eigenlijk alleen in de inleiding aan bod. Daarin wordt verteld hoe na de Duitse nederlaag in 1945 een Russische patrouille de bunker van Hitler doorzocht en hoe de leider van het gezelschap, Les Besymenski, enkel in de platenverzameling geïnteresseerd was en die mee naar huis nam. Hij sprak er tientallen jaren haast met niemand over en het duurde tot zijn dood in 2007 voor zijn dochter de verzameling vond er er een interview over gaf aan Der Spiegel.

Dat Beethoven in Hitlers collectie zat, hoefde niet te verwonderen: hij was zowat hét toonbeeld van alle grote Arische principes en dus was hij als vanzelf iemand die door de Führer bewonderd werd. Richard Wagner, de huiscomponist van de Nazi’s, stond uiteraard ook op de plank en dat diens navolger Anton Bruckner in de bunker gespeeld werd, verbaast ons, met de kennis van zaken, die we in de loop der tijden geserveerd kregen, allerminst. Het interessante aan de vondst is de aanwezigheid van werk van Offenbach, Mendelssohn -in de termen van Hitler waren dat “untermenschen” want Joods- en de “verachtelijke” Russen Rachmaninov en Borodin. Samengevat: de principes van de Führer wilden al eens rekbaar geïnterpreteerd worden naargelang het de man uitkwam. Die vaststelling was voor Brouwers de kapstok waar hij het hele boek aan ophangt en waar hij negentien hoofdstukjes aan wijdt. In elk daarvan wordt een belangrijke componist of dirigent of musicus in de schijnwerpers geplaatst en wordt nagegaan of en in welke mate het Nazibewind diens carrière gekraakt dan wel meegemaakt heeft.

Dat een Herbert von Karajan flink geprofiteerd heeft van de steun die hij vanuit het regime kreeg, was al even bekend, al bleef de man zijn hele leven ontkennen dat hij ooit uit overtuiging partijlid geworden was. De iets minder bekende, maar ooit razend populaire pianiste Elly Ney, was zonder de minste terughoudendheid een Jodenhaatster en de opvolger van Wies Moens bij Zender Brussel, Paul Douliez -de papa van Ivonne Lex- werd erg actief in de Nazistische gelederen. Dat zijn dingen, die we al wel even wisten, net zoals we wisten dat Robert Stolz radicaal tegen het regime was en Toscanini naar Amerika uitweek omdat hij weigerde er mee mee te werken.

Een figuur als de Nederlander Willem Mengelberg kennen de meesten onder ons ook nog wel, omdat er destijds in onze pers nogal wat inkt vloeide over diens hand- en spandiensten van en voor het regime. Ook hij komt in het boek aan bod en het was bij het lezen van het hoofdtukje over hem, dat het mij opviel hoezeer Fred Brouwers -die duidelijk een politiek boek heeft geschreven- toch oog voor nuance blijft hebben. Waar je met iemand als Hanns Eisler, de Brecht-kompaan bij uitstek, niet de minste moeite hebt om hem, in restrospect, aan de “goeie” kant te plaatsen, ligt dat voor veel anderen een pak genuanceerder en het is precies die nuance die dit boek -naast de ongemeen interessante historische aanpak- bijzonder lezenswaardig maakt. Natuurlijk komen je haren overeind als je leest hoe het tenor Joseph Schmidt verging en natuurlijk kijk je ervan op, als je verneemt dat Igor Stravinsky ooit met Mussolini dweepte. Het spreekt voor zich dat je -zeker in de geest die onze huidige tijd kenmerkt en waarin de politiek geneigd lijkt te gaan dicteren wat kunst is en wat niet- een onaangenaam gevoel overhoudt aan het lezen van wat de Duitsers met de Joodse artiesten uitgevreten hebben en hoevelen van hen in de kampen terechtgekomen zijn.

Brouwers blijft echter proberen om de kampen niet in “zwart” en “wit” op te delen: hij heeft oog voor de omstandigheden, die kunnen maken dat mensen fouten maken vanuit een perfect te begrijpen hoger doel, zoals bij voorbeeld het onderhouden van een gezin, of, simpelweg, de drang om met kunst bezig te kunnen zijn. Dat brengt ons in de grote grijze zone die elke oorlog blijkt te zijn en ik vind precies dàt de sterkte van dit boek: sommigen waren crapuleus tot in de kist, anderen bleven pal achter hun nobele principes staan maar velen, zeer velen, combineerden ego met opportunisme of bezorgdheid om hun naasten. Zij verdienen, dixit Brouwers, misschien niet meteen pek en veren, maar clementie en mededogen. Dit boek doet, met andere woorden, een beroep op het vermogen van de lezer om zelfstandig te denken en te bepalen of er al dan niet geoordeeld moet worden. Ik vind dat sterk. Blijft daarnaast de zwierige taal waar Brouwers zich van bedient en die hem destijds al zo beluisterbaar maakte op radio en TV. Heel erg fijn boek, dus, te bestempelen als “sterk aanbevolen”.

(Dani Heyvaert)

Artiest info